Het spook van de terminale serieusheid

FröbelvormenHet spook van de terminale serieusheid

Het Spook van de terminale serieusheid

 

Er was eens een land, niet eens zo heel ver hier vandaan, waar de mensen, als je ze vroeg hoe het met ze ging, steevast zeiden: ‘Ja, goed hoor. Beetje druk, hè.’ Dat druk was natuurlijk een ‘understatement’, zoals ze dat in dat land noemden. Eigenlijk waren ze altijd heel erg druk, maar dat zei je niet in dat land, dat was niet netjes en ook niet stoer. Je zei: ‘Een beetje druk’, en dan wist iedereen wel beter. Hartstikke druk, dus. Op het randje van een burn-out.

De mensen in dat land werkten heel veel, soms wel tien uur of meer per dag. Als ze dan eindelijk naar huis gingen, gingen ze eerst naar de supermarkt om eten te kopen, daarna naar de crèche om de kinderen op te halen, dan naar huis om te koken en te eten, daarna moesten de kinderen naar bed (nog even een
verhaaltje voorlezen voor het slapengaan) en als dan de oppas kwam gingen ze vaak ook nog sporten, met vrienden uit of naar een vereniging waar ze een belangrijke rol vervulden in het bestuur. Slapen deden ze nog wel, maar steeds minder, en eigenlijk vonden ze het maar zonde van hun tijd.

En alles wat ze deden, namen ze super serieus. Er waarde namelijk een spook door het land, het spook van de terminale serieusheid. Alles wat dit spook aanraakte, werd belangrijk en serieus. Werk werd serieus, school, sport, een boek lezen, spelen… Het moest allemaal ergens toe bijdragen. Nuttig zijn. Nuttig bezig zijn was dan ook het belangrijkste motto in dat land, en de dure plicht van iedereen. ‘Ledigheid is des duivels oorkussen,’ zeiden de mensen tegen elkaar. En tegen hun kinderen: ‘Ga eens wat doen!’ ‘Heb je geen huiswerk?’ ‘Doe je best op school, dan kun je later iemand worden.’ ‘Huh? Ik ben toch al iemand,’ zeiden die kinderen dan, maar dat hoorden hun ouders niet meer.

De mensen hadden het zelf niet door. Het spook was onzichtbaar voor ze geworden. Ze hadden het bovendien veel te druk om er veel aandacht aan te besteden. Het voelde ook wel lekker eigenlijk, zo serieus en druk bezig te zijn. Lekker belangrijk. Dan had je wat te doen. Want verveling, dat was toch wel zo vervelend. Gaap. ‘Stilstand is achteruitgang. We moeten vooruit.’ Soms was er een enkeling die vragen stelde. Die vroeg dan: ‘Waarom werken jullie zo hard? Doe ’s een beetje rustig aan. Straks werk je jezelf nog over de kop.’ Deze persoon had het spook van de terminale serieusheid wel door. Dat wilde gewoon
dat de mensen zichzelf en de wereld naar de verdoemenis zouden helpen. En ze waren ook al goed op weg.

‘Jongens, stop daarmee. Denk aan de planeet, en aan al het leven dat er nog meer is. Stop met consumeren, stop met bouwen, met wegen aanleggen, stop
met het voortdurend verbeteren van de wereld. Die wereld is al
goed van zichzelf.’ Maar die mensen kon je natuurlijk niet serieus nemen. ‘Zoek
werk,’ zeiden ze dan tegen deze dwarsdenker. Of: ‘Zoek een hobby.’ ‘Waarom val je mij daarmee lastig? Je ziet toch dat ik geen
tijd heb.’

En zo bleef alles bij het oude. Totdat…

Hoe zou dit sprookje kunnen eindigen?

In de Grote Fröbelshow laten Ben Kuiken en ik de deelnemers samen een einde verzinnen voor dit sprookje. Fantasie helpt om speelruimte te creëren. De verhalen en oplossingen die tijdens de Fröbelshow ontstonden, bleven ook daarna nog rondspoken binnen de organisatie. Wanneer collega’s vonden dat er te lang of te ingewikkeld werd nagedacht over een probleem, werd er verwezen naar “de verwonder fee” die ze zelf hadden bedacht als metafoor tegen terminale serieusheid.

En vergeet niet: met serieusheid is niets mis, maar jezelf té serieus nemen kan je vastzetten in vaste denkpatronen. Hierdoor verlies je de ruimte om verbindingen aan te gaan en tot nieuwe ideeën te komen en mis je soms het speelplezier,

*Het Spook van Terminale Serieusheid komt uit het Grote Fröbelboek voor adviseurs, dat ik samen met Ben Kuiken schreef.

Schrijf je in voor de maandelijke Play Boost